inleiding
Menno Bauer en de schoonheid van de perfecte beweging
Over Johan Cruyff is ooit de film "Nummer 14" gemaakt. Daarin wordt s'werelds beroemdste voetballer op zeer poëtische wijze geportretteerd: vertraagde beelden en romantische muziek ondersteunen het idee dat voetbal op dit niveau eigenlijk een kunstvorm is.
Daar kan de beeldend kunstenaar Menno Bauer het hartgrondig mee eens zijn. De schilderijen die deze Noord-Hollandse kunstenaar maakt gaan over de schoonheid van beweging.
Zijn inspiratiebron is niet het voetbalveld, maar het Stopera-toneel: de overeenkomsten met de Cruyff-film liggen in het gebruik van muziek en beweging. Het verschil is dat een balletvoorstelling niet met 4-1 gewonnen kan worden. Bauer is geïnteresseerd in de beweging van dansers. Vooral de uitvoeringen van Hans van Maanen voldoen aan de wensen.
'In mijn schilderijen', zegt Bauer, 'zet ik alles in beweging. Ik wil de figuren in het schilderij laten dansen, ik wil laten zien dat alles leeft en vol spanning zit. Eigenlijk stof ik bestaande afbeeldingen af.'
Niet alleen de balletvoorstellingen van Van Maanen, maar ook beroemde schilderijen uit de kunstgeschiedenis bevatten scènes die Bauer op zijn doeken nieuw leven inblaast.
De reden is simpel: op een schilderij staat alles stil omdat alles geschilderd is. En toch kun je er de suggestie van beweging in brengen. De uitdaging is die illusie compleet overtuigend te maken.
En daarbij dient opgemerkt te worden dat Menno Bauer niet een realistisch werkend kunstenaar is. Tegen de achtergrond van grote kleurvlakken - agressief rood tegenover vriendelijk groen - dansen, lopen en vallen zijn in zwarte lijnen geschilderde figuren, gevangen in hun eigen wereld. Maar het is - net als in een detailopname van een langzaam voorbij zwevende Cruyff - volstrekt onduidelijk waar deze mensen precies mee bezig zijn of waar ze zich bevinden.
In de ogen van Bauer zijn de bewoners van de beroemde schilderijen die hij als uitgangspunt neemt, vooral toneelspelers die hun rol spelen. De onduidelijke ruimte waar zij zich in bevinden, is dus het toneel, een plek die door het gebruik van decors in alle denkbare omgevingen kan worden veranderd.
De acteurs die Bauer in zijn schilderijen portretteert zijn professionele overdrijvers: het vrolijke en het dramatische zijn extra dik aangezet om het publiek te overtuigen. Het gespeelde is bovendien niet echt. Bauer vindt het spannend om met die overdreven en gespeelde bewegingen de illusie van een echte beweging te benaderen.
Vanaf het moment dat Menno Bauer besloot om kunstenaar te worden maakt hij voor zijn schilderijen gebruik van bestaande kunstwerken uit voorbije eeuwen. Een mooie compositie van een Hollandse meester uit de zeventiende eeuw of een frivool Frans schilderij uit de achttiende eeuw kan aanleiding zijn om te schilderen. Bauer probeert de gevonden compositie op zijn eigen manier opnieuw te maken. Hij ziet in het origineel hoe de bewegingen van de personen werden bevroren in verf; het is zijn taak die stilstand op te heffen en alles te laten draaien en dansen.
In de loop der jaren is zijn werk steeds intenser van kleur geworden en steeds duidelijker van vorm. Een belangrijke ontwikkeling in de laatste vijf jaar is de ontdekking van de cirkel. Geïnspireerd door oude glas-in-loodramen die hij zag in het Rijksmuseum in Amsterdam maakt Bauer met regelmaat verschillende ronde composities op papier.
Nog belangrijker zijn de tweeluiken: vrij grote doeken die alleen als paar een kunstwerk vormen. Met ongelijkmatig aangebrachte grote vlakken geeft Bauer de kleuren op de achtergrond weer. Op de voorgrond verschijnen vervolgens grove zwarte omlijningen waarin de dansende figuren zijn te ontwaren. Juist dat ruwe van de zwarte lijnen en de verschillende nuances van de zelfde kleur die met grote paletmessen wordt opgebracht, versterkt het gevoel van beweging. De zwartlijnige figuren dansen, draaien, vallen, zitten of staan in een ruimte die eindeloos lijkt. Vaak probeert een figuur op het linkerluik de aandacht te trekken van de andere figuren die rechts zijn geschilderd. En juist doordat er een stuk muur tussen die twee luiken zit, laat Bauer zien dat het contact tussen links en rechts nooit zal kunnen plaatsvinden. Tegelijkertijd vormt ieder tweeluik een afbeelding. De toneelspeler en dansers zullen altijd proberen over de streep muur te springen om zo de verloren eenheid te herstellen.
Bauer heeft nooit gekozen tussen abstractie en figuratie, net zomin als hij zich richt op een bepaald onderwerp. In zijn doeken domineren vaak twee kleuren, die een tegenstelling of een spanning veroorzaken. Samen vormen zij het decor voor de bewegingen van de hoofdpersonen. Wat zij doen is geheimzinnig, maar dat ze bewegen is duidelijk. En dat maakt de schilderijen van Menno Bauer op hun beurt geheimzinnig.
Henk Heijnen kunsthistoricus/directeur kunstuitleen Gouda